Van verenbal tot Pro V1 – de geschiedenis van de golfbal

Ze kookten vogelveren om die zacht te maken en propten ze in een leren bal. Wanneer de bal droogde, werd het leer hard en zetten de veren uit. Het resultaat was een harde bal, die wit werd geschilderd. De naam van de maker en een gewichtsaanduiding in inkt maakten het geheel af. De eerste golfbal aller tijden was geboren.

Deze ballen waren ontzettend duur: ze kostten algauw drie keer zoveel als een club. De productie ging met ernstige gezondheidsrisico’s gepaard. De giftige dampen tastten de longen van de makers aan, waardoor ze zelden ouder dan veertig jaar werden.

Er waren ook technische nadelen. De ballen gingen snel kapot, konden niet tegen vocht en gingen meestal maar één ronde mee. Met een goede slag konden gevorderde spelers een verenbal 170–180 meter ver slaan, wat vergelijkbaar is met bijna het dubbele vandaag de dag.

Het lag ongetwijfeld ook aan de hoge prijs dat er maar weinig beoefenaars waren. We hebben het over de Schotse hogere klasse, hooguit 2000 mensen, verdeeld over 15 tot 20 golfgenootschappen.

Maar de ontwikkeling ging snel en in de jaren 1840 zou alles op zijn kop worden gezet: de guttapercha-bal deed zijn intrede

Het was een tijd dat er van alles gebeurde in het golf. Old Tom Morris begon de beste speler van toen, Allan Robertson, naar de kroon te steken als golfer maar ook als producent van materiaal. Allan was een van de voornaamste makers van verenballen, maar de nieuwe ballen van de rubberachtige houtsoort uit Maleisië bleken verder te vliegen en langer mee te gaan. Old Tom koos voor het nieuwe type bal en Allan voelde zich onheus behandeld. Hij was sinds jaar en dag de mentor van Old Tom in de golfwinkel in St. Andrews, maar de breuk was totaal. Dus pakte Old Tom zijn boeltje en vertrok naar Prestwick.

Allan Robertson was zolang hij leefde de onbetwiste golfmeester, maar toen hij overleed, organiseerde Old Tom een wedstrijd om te zien wie nu eigenlijk de beste was. Die vond plaats op de 12-holes-baan van Prestwick, bestond uit drie ronden en kreeg de naam The Open Championship. Nagenoeg alle deelnemers speelden met de guttapercha-bal.

Eerst waren de ballen bruin en geheel effen, maar algauw bleek dat ballen met inkepingen in het oppervlak beter vlogen. Sindsdien kregen nieuwe ballen onmiddellijk een patroon.

Zo ontstonden golfballen met dimples.

Maar aan dimples had Old Tom niet genoeg, want ondanks het thuisvoordeel werd hij door Willie Park Sr. verslagen.

Aanvankelijk namen de makers van verenballen de guttapercha-bal erbij in hun productie. Ook een enkele club-pro ging ballen maken. Maar aan het einde van de 19e eeuw begaven zich rubberbedrijven op de markt, onder andere Spalding & Brothers met ‘The Vardon Flyer Ball’. Ze begonnen met massaproductie, waardoor het golf snel aan populariteit won.

We naderen het jaar 1900 voor de volgende grote stap

De Amerikaanse uitvinders Coburn Haskell en Bertram Work ontdekten dat een bal met een kern van gewikkelde rubberen draden met een omhulsel van guttapercha (of later balata) een nog betere balvlucht en nog meer controle leverde. Deze nieuwe bal was geschikt voor gewone spelers en was een bijdragende factor voor de sterke groei van het golf in de VS. Het duurde niet lang of de nieuwe constructie domineerde de markt helemaal. 

In die tijd kon de grootte van de bal nog variëren. Lange tijd hadden Engelse ballen een diameter van 1,62 inch, terwijl Amerikaanse ballen 1,68 inch groot waren. Daardoor kwamen de Engelse wat verder, maar de Amerikaanse vlogen rechter. Sinds 1986 is de Amerikaanse maat de norm.

Naast hun massaproductie gingen de ballenproducenten door met hun speciale ontwerpen voor de betere speler. Die waren gebaseerd op de principes van de Haskell-bal. De buitenkant van guttapercha of balata werd geleidelijk vervangen door kunstrubber en de kern met vloeistof werd vervangen door een massieve ‘stuiterbal’, waar de rubberen banden omheen werden gewikkeld. Dit leverde een steeds stevigere buitenkant op. Het model was in eerste instantie bedoeld voor spelers die spin en controle wilden in het korte spel en bereid waren enkele meters op te offeren met de driver.

Eind jaren ‘60 verscheen er een bal van TopFlite met een grote, massieve kern en een buitenkant van de kunststof Surlyn. Die vloog verder dan welke bal dan ook en voortaan konden golfballen duidelijk in distance- en tourballen worden ingedeeld.

Naar aanleiding van deze ver vliegende TopFlite-ballen voerden de USGA en de R&A in de jaren ’70 een nieuw reglement in. De discussies van toen klinken herkenbaar. De pro’s sloegen gewoonweg te ver. De nieuwe regels gingen vooral over de materialen, waardoor de fabrikanten zich op nieuwe gebieden gingen richten. De nadruk lag nu op dimples, die sinds 1908 nauwelijks waren veranderd. De grootte, de diepte en het aantal dimples veranderden de baleigenschappen, zo bleek, en iedere fabrikant bracht allerlei varianten op de markt.

Een grote revolutie lag in het verschiet

In 2001 lanceerde Titleist tijdens een PGA-wedstrijd in Las Vegas het eerste Pro V1-model. De bal bestond uit drie delen en combineerde het beste van twee werelden. De buitenkant gaf spin en controle in het korte spel, terwijl de kern en de tussenlaag voor dezelfde lengte als die van distance-ballen zorgden.

De Titleist Pro V1 was eigenlijk een kopie van een octrooi van Spalding op de Strata-serie. Callaway, dat alle octrooien van Spalding had gekocht, spande een rechtszaak aan om de productie van de Pro V1 te stoppen. Uiteindelijk werd er een vergelijk getroffen dat inhield dat de productie door kon gaan, maar volgens een iets andere werkwijze die niet dezelfde inbreuk was op het octrooi.

Billy Andrade won overigens die wedstrijd in Las Vegas (Invensys Classic), waarbij maar liefst 47 deelnemers de nieuwe bal gebruikten. En sinds die dag is de Titleist Pro V1 de meest gebruikte golfbal op pro-tours overal ter wereld.

Inmiddels, 20 jaar later, wordt er opnieuw gediscussieerd over de vraag of golfballen niet te ver vliegen en of klassieke golfbanen irrelevant aan het worden zijn aangezien ervaren spelers over de hindernissen heen slaan die de baanarchitect heeft ontworpen.

Dit heeft tot nieuwe regels en restricties geleid, maar naar verwachting zullen de ontwerpafdelingen van golfmerken weer op zoek gaan naar nieuwe verbeteringsmogelijkheden.

De toekomst zal het uitwijzen.